Waarom er zo veel wol ‘over’ is in Nederland.
Het probleem van waardeloze wol.
Volgens het CBS worden in Nederland zo’n 550.000 schapen ingezet voor vlees- en zuivelproductie en begrazing, lammetjes niet meegerekend. Ook hobbydierhouders, die schapen voor het plezier houden of om er mee te fokken, zijn hierin niet meegenomen. Deze schapen produceren samen jaarlijks zo’n 1,65 miljoen kilo wol. Onze eigen inschatting is dat ongeveer 200.000 kg een mooie toepassing krijgt binnen Nederland.
Voor de rest van de wol zijn er drie opties. Optie 1: de wol wordt verhandeld op de wereldmarkt, en vanuit de haven van Rotterdam in containers de wereld over gestuurd. Daarbij krijgen de schapenhouders enkele centen per kg witte wol, maar moeten ze vaak betalen om hun bonte- of heidewol af te laten voeren. Wol is letterlijk ‘waardeloos’ geworden. Niet vreemd dus dat schapenhouders vaak voor optie 2 kiezen: ze brengen de wol naar de milieustraat, omdat ze verkopen niet de moeite waard vinden. Wol wordt door boeren dus vaak gezien als een reststroom waar ze van af willen. Gelukkig is er nu ook optie 3: steeds meer schapenhouders melden zich aan bij het Hollands Wol Collectief, zodat wij een lokale en duurzame toepassing kunnen vinden voor wol die nu ‘over’ is.
Verschillende oorzaken waarom wol niks meer waard is.
De lage wolprijzen zijn niet alleen een typisch Nederlands probleem: ze hebben langlopende en wereldwijde oorzaken.
Allereerst deden halverwege de vorige eeuw plastics hun intrede op de wereldmarkt. Deze goedkope kunststofvezels konden eenvoudig in massa geproduceerd worden en hebben veel natuurlijke vezels vervangen. Veel Europese landen kozen ervoor om hun grondstoffen goedkoop in Azië te laten produceren (offshoring) en lieten hun eigen maakindustrie versloffen.
Daarnaast werd de wereldmarkt eind vorige eeuw overspoeld door goedkope en kwalitatief goede Australische wol. De reden hiervoor was het loslaten van de door de overheid gegarandeerde minimumprijzen (in Europa hadden we vergelijkbare problemen met de boterberg, melkplas en wijnzee). Als gevolg hiervan daalde lokaal geproduceerde wol verder in waarde.
Vervolgens legde COVID-19 wolverwerkers stil, verstoorde toeleveringsketens en verhoogde verzendkosten. Omdat schapen niet zomaar kunnen stoppen met het groeien van wol, ontstond er een nieuw wereldwijd overschot, wat de wolprijzen nog verder omlaag trok.
We hebben die wol juist hard nodig!
In de transitie naar een circulaire economie wordt de vraag naar duurzame en hernieuwbare materialen zoals wol steeds groter.
Wol is een ondergewaardeerde, eersteklas vezel met vele unieke eigenschappen. Dit biobased én biodegradable materiaal gaat ons helpen bij het uitfaseren van de enorme hoeveelheid vervuilende en schadelijke synthetische vezels.
Daarom maken wij halffabricaten, zoals vilt en vulling, van 100% Nederlandse schapenwol voor Nederlandse maakbedrijven, zodat zij kunnen overstappen op duurzame, natuurlijke materialen.
Wil je meer weten over de positieve impact van natuurlijk textiel? Bekijk de website van onze partner Fibershed Nederland.
De wol van Nederlandsche schapen is vaak dik en stug met een gemiddelde vezeldiameter (micronage) groter dan 28 micrometer, waardoor het kriebelt als je het zou dragen. De vezel is zo stug omdat schapen in Nederland voornamelijk worden gehouden voor begrazing en vlees- en zuivelproductie, waarbij schapenhouders bij het fokken vooral letten op kwaliteiten die daar goed voor zijn. Zo is het fokken van schapen voor een zachte fijne vezel naar de achtergrond verdwenen.
Vanuit deze basis van ons bedrijf werken we aan het uitbouwen van de circulaire wolketen. Zo kijken we met schapenhouders naar het verbeteren van de wolkwaliteit en doen we doorlopend marktonderzoek om de juiste producten beschikbaar te maken in combinatie met een duurzaam verdienmodel.